Quito, 12 september 2004
Op Schiphol, op de luchthaven van Madrid, in het vliegtuig, overal zie ik passagiers met grote hoeveelheden handbagage. Rolkoffers die toch echt groter zijn dan de maximummaten die de luchtvaartmaatschappijen voor handbagage hanteren. Mensen met twee of drie flinke weekendtassen of rugzakken zijn ook niet ongebruikelijk.
Gisteren ben ik nog tot ’s avonds laat aan het inpakken geweest. Tot twee keer toe heb ik mijn tassen weer helemaal leeggehaald omdat ik niet tevreden was over het resultaat. Ik ga een halfjaar naar Ecuador om vrijwilligerswerk te doen, Engelse les geven op een basisschool aan de rand van de jungle. Maar ik heb ook het plan opgevat om er computerles te geven. Daarvoor heb ik twee oude laptops bij me en samen met mijn eigen laptop zorgen die voor de inpakstress. Eerst had ik alleen de drie laptops in mijn handbagagekoffer gestopt en alle andere bagage in de grote rugzak. Het paste allemaal net in de rugzak, maar eenmaal op de weegschaal sloeg deze uit tot 28 kilo. Ruimschoots boven de limiet, dus de hele rugzak weer leeggehaald en de zwaarste spullen – reisgidsen en laptopadapters – overgeheveld naar de handbagage. Nog steeds boven de twintig kilo. Dan maar wat spullen achterlaten die ik in Ecuador wel kan kopen. Wat T-shirts eruit, handdoek, regenponcho. De handbagage weegt intussen meer dan de grote rugzak. Ach, de handbagage wordt toch nooit gewogen en voldoet netjes aan de maximale buitenmaten.
Als ik al in bed lig en bijna slaap, schiet me ineens te binnen dat ik de cd’s met software nog helemaal niet heb ingepakt. Ik leg ze klaar naast de bagage en pak ze ’s ochtends voor vertrek in.
Bij het inchecken is het raak. Nadat paspoort, vliegtickets en rugzak zijn afgehandeld, vraagt de vrouw achter de balie om de handbagage even op de band te plaatsen om te labelen. Tweeëntwintig punt zeven kilogram geeft het display aan. ‘Dit mag zo echt niet mee in de cabine, meneer’. Hoe is het toch mogelijk, terwijl dagelijks honderden gevallen van overgewicht niet worden opgemerkt of door de vingers worden gekeken. Ik ben gelukkig voorbereid en heb een plan B. De spullen in mijn rolkoffer zitten in verschillende tassen, zodat ik de bagage kan splitsen. Met wat vriendelijke woorden lukt dat, godzijdank. Een rugzak plus laptoptas als mijn handbagage en een laptoptas bij de handbagage van Eva, een medevrijwilliger met wie ik samen naar Quito reis. De rolkoffer blijft leeg achter. Veel onhandiger allemaal, maar ik kom er van af zonder bijbetalen.
De eerste nacht in Quito slaap ik nog niet bij de familie die me de komende twee weken onderdak zal bieden. Het wordt een nachtje in een hostal. Het is de ultieme backpackersdroom: voor twee dollar deel je een kaal hok met drie stapelbedden met medebackpackers. Voor dat luttele bedrag is zelfs een eenvoudig ontbijt inbegrepen, met toast en een paar groot uitgevallen poffertjes. Het hostal ligt in de backpackersbuurt Mariscal Sucre, waar hostals worden afgewisseld met restaurants en internetcafés. Wat kun je je meer wensen? Het is niet moeilijk om je de aanblik en de geur voor te stellen van een ruimte waarin zes backpackers een aantal dagen doorbrengen. Zover komt het niet in de kamer voor één nacht met uitsluitend fris aangekomen medestudenten/vrijwilligers.