Floreana, 7 januari 2005
Eén voor één gooien we onze benen over de rand van de motorsloep, om wadend door de laatste meters oceaan voet aan land te zetten. Een natte landing, zoals dat heet. Als je het met oog voor de golfslag goed uitkient, reikt het zeewater niet verder dan kniehoogte. De gids laat ons de postbus zien waar zeelieden eeuwenlang brieven achterlieten en die van anderen oppikten om te bezorgen. Historisch wetenswaardig, maar tegenwoordig alleen nog in stand gehouden voor ansichtkaarten van toeristen, die zich er al postend laten fotograferen. Even verderop is een lavatunnel waar we naar binnen kruipen en dat was dan het ochtendprogramma. De rest van de ochtend worden we geacht te luieren en te zwemmen aan het strand. Ik loop naar de zwarte rotsen waar het krioelt van de kleurige krabbetjes. Veel meer dieren tref ik in de baai niet aan. Waar zitten toch al die fameuze dieren van de Galapagoseilanden die voor niemand bang zijn?
’s Middags ankeren we in een baai bij Punta Cormorant. Er liggen een paar zeeleeuwen op het witte zandstrand te luieren. Even landinwaarts is een brak meertje met roze flamingo’s. In een andere baai waar we naar toe wandelen, staan we ongegeneerd met de neus bovenop twee reusachtige zeeschildpadden die paren in de branding. Maar van alle diersoorten is de nomadische homo sapiens toch in de meerderheid op Floreana. Zouden de dieren langzaam genoeg van ons krijgen en zich lekker schuilhouden?