Santa Fé, 9 januari 2005
Nu weet ik het zeker. De slaapcabines van het zeiljacht zijn stiekem een soort teletijdmachines. Via het circuit van de airconditioning krijgen we gassen toegediend waardoor we iedere ochtend wakker worden in de zeventiende eeuw. Denken we. Of is het toch echt?
Afgelopen nacht heb ik een extra deken over me heen getrokken, zo hard stond de airconditioning. Het hallucinerend effect is overweldigend. Eenzaam ligt ons galjoen in de azuurblauwe baai van een onbekend eiland. Turend vanuit het kraaiennest is in de verste verte geen ander schip te bekennen. Door de storm van afgelopen nacht zijn we uit koers geraakt, God mag weten waar we zijn. Met de sloep gaan we aan land, op onderzoek uit. Op de rotsachtige ondergrond groeien metershoge vijgcactussen en een schijndood, zilverwit struikgewas. Een onaards landschap.
Misschien is ons schip ook wel in de storm vergaan en bevinden we ons inmiddels niet meer op aarde. Het eiland wordt bewoond door gelige landleguanen met een vriendelijke grijns op hun gezicht. Ze voeden zich met de bladen van de cactussen. Er is geen spoor van menselijk leven. Daarvoor is het eiland ook niet geschikt. Eén ding stelt ons voor een groot raadsel: op het eiland staan op gepaste afstand van elkaar kleine paaltjes die een keurig wandelpad afbakenen.