Atacapi, 18 februari 2005
Er staat één kast in het leslokaal van de hoogste klas in Atacapi. Een onverwoestbaar geval van dik donkergroen plaatstaal dat tegen de achterwand van het lokaal staat. Tussen de boeken en het lesmateriaal is één hele plank gevuld met computerapparatuur. Bovenop de kast staat een grote doos met de monitor. Vrij nieuw op het eerste gezicht, een stuk moderner dan het bejaarde bakbeest in Muyuna dat ik tevergeefs heb proberen te reanimeren. Toch zijn de spullen zolang ik er lesgeef niet van hun plek geweest. De flitsende zilverkleurige computerkast ligt al die maanden opgebaard op haar zij.
Gewapend met mijn kleine kruiskopschroevendraaier ga ik vandaag een poging doen de machine tot leven te wekken. De onderwijzers hebben de computerspullen in het naast school gelegen buurthuis uitgestald en aan een infuus van elektriciteit gehangen. Bij het aanzetten van de computer begint deze zachtjes te snorren, maar het beeldscherm blijft zwart. Wanneer ik de monitor loskoppel van de computer, verschijnt er iets in beeld: ‘no signal’. Aan de monitor ligt het dus niet. Ik start de computer opnieuw, deze keer met één oor als stethoscoop tegen de computerkast. Behalve het sonore gezoem van de ventilator hoor ik niets; het vrolijke gebliep van een computer die ontwaakt blijft uit. Ergens binnenin wordt er geen contact gemaakt. In deze tropische vochtigheid is dat niet verwonderlijk. Een van de laptops waarmee ik lesgeef hapert ook zo nu en dan.
Ik schroef de computerkast open. Een kakkerlak van een centimeter of vier schiet weg en verschuilt zich achter het moederbord. Met de schroevendraaier jagen de onderwijzers hem daar weg, de computer uit. Er zit nog een tweede kakkerlak tussen de printplaten die zich moeilijker laat wegjagen. Eenmaal vrij van ongedierte trek ik de meest relevante stekkers los en duw ze daarna goed vast. Ik priegel een beetje met de batterij, eveneens een vochtgevoelig component. Omdat ik niets anders meer kan bedenken, schakel ik de computer aan. Bzzzzz, bliep bliepbliep! Hij doet het weer! Toch wel met enige verbazing kijk ik toe hoe Windows keurig wordt gestart. Blazend en vegend met een plastic zakje ontdoe ik de bodem van de behuizing van alle kakkerlakkeneitjes, voordat ik de computerkast weer sluit.
Het is echt een leuk ding, de computer. Slechts een paar jaar oud, met een Celeron processor, 256 MB intern geheugen en een harde schijf van 40 GB, voor wie dit alles wat zegt. Nieuwsgierig vraag ik hoe ze eraan zijn gekomen. ‘Van Perenco, een Franse oliemaatschappij,’ vertelt een man uit het dorp die zojuist is komen binnenwandelen vol trots. ‘Ze hebben ermee betaald om een oliepijplijn over land van onze gemeenschap aan te mogen leggen. Drieduizend dollar, deze computer en een geluidsinstallatie.’ Die laatste staat naast me op de grond, met boxen zo hoog als kleuters. Een van de onderwijzers heeft zojuist succesvol de megafoon getest die met de installatie was meegeleverd. Hij zit nu achter de computer. Hij bekijkt de vijf documenten die er ooit op geschreven zijn en gaat dan een spelletje spelen. Patience.