Cuyabeno, 12 december 2004
De jungle heeft me in haar greep. Met haar lianen grijpt ze me bij de keel, omstrengelt ze mijn hele lichaam en laat me niet meer los. Na twee en een halve maand in een dorpje aan de rand van het Amazonegebied, reis ik nu met Marcel rond door Ecuador om meer van het land te zien. En wat doen we? Vier dagen naar de jungle, veel dieper in de jungle dan ik tot nu toe ben geweest. Eerst drie kwartier vliegen, van Quito naar Lago Agrio. Dan drie uur met de pick-up taxi, over een weg die niet had bestaan als er geen olie was gevonden in dit gebied. Parallel aan de weg loopt een roestige oliepijplijn en het schaarse verkeer dat we onderweg tegenkomen bestaat uit zware vrachtwagens en militaire voertuigen. Aan het voorlopige einde van de oliepijplijn is het nog twee uur varen met de motorkano, het natuurgebied van Cuyabeno in.
Onderweg over de rivier spotten we in de dichte begroeiing langs de oevers twee groepen apen en diverse vogels. De bestuurder lijkt de motorkano soms onlogisch over het water te manoeuvreren, maar hij kent de kronkelende rivier op zijn duimpje en ontwijkt onzichtbare ondieptes. Soms ligt er een omgevallen boom over de hele breedte in de rivier. De bestuurder geeft dan flink gas om de motorkano schurend over het laagst gelegen deel van de boomstam heen te knallen. Op het laatste moment trekt hij de buitenboordmotor omhoog zodat deze niet beschadigt.
Het is een unieke plek in het regenwoud waar we zijn terechtgekomen. De lodge ligt midden in een merengebied, dat een aantal maanden per jaar geheel droogvalt. In het water staan hier en daar losse bomen of groepjes bomen. Er zijn plekken waar je met de kano in een doolhof van waterweggetjes tussen de boomkruinen van ondergelopen bos vaart. Vanochtend hebben we piranha’s gevangen, met stukjes rauw rood vlees aan het vishaakje. Op een plek waar veel piranha’s rondzwemmen, hebben we binnen vijf minuten beet. Eén piranha hebben we meegenomen om tijdens de lunch te proeven en zijn gebit te ontleden. Kaak en tanden vormen één geheel, als een zaagblad, en de karteltanden zijn vlijmscherp.
In het meer zitten ook zoetwaterdolfijnen en kaaimannen. Eén kaaiman zit altijd tussen de bomen in het water direct naast de lodge. Af en toe zie je zijn neus en ogen even boven water uitsteken. Ondanks de gevaarlijke dieren zwemmen we iedere dag tegen zonsondergang in het meer. Midden op het meer springen we vanaf de kano in het water, omdat de kaaimannen en piranha’s daar niet zitten. Zeggen ze.
Na het zwemmen wordt het snel donker. Een brandende kaars in het zeepbakje geeft precies voldoende licht om bij te douchen. De open cabaña’s vullen zich ‘s avonds met torren, kakkerlakken, spinnen en kikkers die een lekker plekje zoeken voor de nacht. De toilettas bijvoorbeeld, die wat vochtig is en niet helemaal afsluit. Bij een greep naar de tandenborstel schieten reusachtige torren alle kanten op. Ik klem de klamboe rond mijn bed nog maar een keer extra goed onder het matras voordat ik ga slapen.