Muyuna, 1 februari 2005
Vanuit het duister klinkt een hartverscheurend gejammer waar geen einde aan komt. Met een zaklamp gaan Jerónimo, Judy en ik op het geluid af. Het gekerm komt van de hond Yura. Ze ligt op haar zij ongecontroleerd te woelen in het zand. Bovenop haar kop vinden we een kleine, diepe wond. Het lijkt erop dat ze met een stuk hout met een spijker erin een enorme knal op haar kop heeft gekregen. Jerónimo zet haar voorzichtig op haar poten en laat haar los, waarop ze schijnbaar normaal begint te lopen. Maar al snel tuimelt ze om en blijft al liggend loopbewegingen maken. Ze is niet bij machte om overeind te komen en jankt het weer uit van de pijn.
Yura moet zo snel mogelijk naar de dierenarts in Tena, maar Jerónimo vertelt dat die alleen overdag dienst heeft. Verslagen staan we rond Yura. Tot bloedens toe blijft ze haar poten bewegen door het zand. Wat kunnen we in hemelsnaam doen? Een pijnstiller geven we, verkruimeld in een flesje water. Je probeert toch wat, al weten we bij voorbaat dat het geen sodemieter helpt tegen de immense pijn die Yura heeft. Moeten we Yura dan uit haar lijden verlossen misschien? Geen van drieën hebben we de moed daarvoor. Bovendien hebben we geen flauw idee hoe we zoiets zouden moeten aanpakken.
Ik probeer wat te lezen in de hangmat voor mijn cabaña, terwijl Yura op de achtergrond verder kermt. Hoe moeilijk het ook is, ik moet me erbij neerleggen dat spoedeisende dierenhulp hier een onbekend fenomeen is; ik ben in een andere wereld.
Het gejammer van Yura verstomt.